topica

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • to·pi·ca
Woordherkomst en -opbouw
1 enkelvoud meervoud
naamwoord topica -
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord - topica
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

topica

  1. v leer van het opzetten van een redevoering of verhandeling, topiek [2]
  2. mv (medisch) uitwendig, plaatselijk werkende (topische) middelen [3]

Gangbaarheid

  • Het woord 'topica' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.