noodzakelijk
Nederlands
Woordafbreking
- nood·za·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van noodzaak (stam van het werkwoord noodzaken) met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | noodzakelijk | noodzakelijker | noodzakelijkst |
verbogen | noodzakelijke | noodzakelijkere | noodzakelijkste |
partitief | noodzakelijks | noodzakelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
noodzakelijk [2]
- erg nodig
- Met die erge sneeuw doen we alleen de noodzakelijke boodschappen.
- in het wetenschappelijk en filosofisch taalgebruik noemt men iets noodzakelijk als het tegengestelde onmogelijk is
Antoniemen
- niet-noodzakelijk
Hyponiemen
- hoogstnoodzakelijk, levensnoodzakelijk, natuur-noodzakelijk
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. erg nodig
Gangbaarheid
- Het woord noodzakelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'noodzakelijk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.