formeel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  formeel    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɔrˈmel/
Woordafbreking
  • for·meel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘naar de vorm’ voor het eerst aangetroffen in 1614 [1]
  • afgeleid van het Latijnse fōrma (vorm) met het achtervoegsel -eel [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord formeel formelen
verkleinwoord formeeltje formeeltjes

Zelfstandig naamwoord

formeel o [3]

  1. houten vorm tot steun van metselwerken tijdens de bouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen formeelformelerformeelst
verbogen formeleformelereformeelste
partitief formeelsformelers-


Bijvoeglijk naamwoord

formeel [4]

  1. met inachtneming van strikte omgangsvormen
  2. de vorm betreffend, naar de vorm
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
  • formeelwerk, afgemetenheid
Vertalingen

Bijwoord

formeel [5]

  1. in alle vorm
  2. voor de vorm; voorzover de vorm betreft
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord formeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.