pragmatisch
Nederlands
Woordafbreking
- prag·ma·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zakelijk, effectief’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pragmatisch | pragmatischer | |
verbogen | pragmatische | pragmatischere | |
partitief | pragmatisch | pragmatischers | - |
Gangbaarheid
- Het woord pragmatisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pragmatisch' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.