water

Water in een glas

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  water    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈʋaːtər/
Woordafbreking
  • wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Verwant in Germaans:
Duits: Wasser
Engels: water
  • Verwant in Romaans:
Latijn: unda
Frans: onde
  • Verwant in Grieks:
Grieks: ὕδωρ
  • Verwant in Baltisch:
Litouws: vanduo
  • Verwant in Slavisch:
Oudkerkslavisch: вода
Russisch: вода
Bulgaars: вода
Oekraïens: вода
Macedonisch: вода
  • Verwant in Indo-Arisch:
Sanskriet: उदन्
1 en 2 enkelvoud meervoud
naamwoord water -
verkleinwoord - -
3 tot 7 enkelvoud meervoud
naamwoord water waters
wateren
verkleinwoord watertje watertjes

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. (scheikunde) een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
    • Een mens kan geen dag overleven zonder water. 
  1. (meteorologie) regenwater; veel voorkomende neerslag
    • Er viel zodanig veel water op korte tijd dat de riolen het niet meer aankonden. 
  1. (enkel in het meervoud) stuk zee dat aan (g)een bepaald land toebehoort
    • We bevinden ons nu in internationale wateren. 
  1. natuurlijke bedding waarin zich water bevindt
  2. vloeistof in het lichaam
  3. doorzichtigheid of helderheid van een diamant
  4. golvende weerschijn van geweven stoffen
  5. obligatie zonder onderpand; leeg aandeel
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
Zie vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
wateren

water

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wateren
    • Ik water. 
  2. gebiedende wijs van wateren
    • Water! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wateren
    • Water je? 

Gangbaarheid

  • Het woord water staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)

Afrikaans

Uitspraak
  • IPA /ˈvɑːtər/   geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord water waters

Zelfstandig naamwoord

water

  1. water

Bislama

Zelfstandig naamwoord

water

  1. water

Drents

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  water    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɔːtə(ɹ)/ (UK)
  • Geluid:  water    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɔtɚ/ (US)
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudengelse wæter
Naar frequentie 364
enkelvoud meervoud
water waters

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water
Uitdrukkingen en gezegden
  1. «Still waters run deep»
    stille wateren hebben diepe gronden
  1. «the waste of waters»
    troosteloze watervlakte
  1. «That story doesn't hold water
    Dat verhaal houdt geen steek.
vervoeging
onbepaalde wijs to water
he/she/it waters
verleden tijd watered
voltooid
deelwoord
watered
onvoltooid
deelwoord
watering
gebiedende wijs water

Werkwoord

water

  1. besproeien, besprenkelen.
  1. «Sally watered the roses.»
    Sally besproeide de rozen.
  2. water geven.
  1. «I need to go water the cattle.»
    Ik moet het vee water gaan geven.
  2. wateren, urineren.
  1. «He watered against the wall.»
    Hij plaste tegen de muur.
  2. tranen
  1. «Chopping onions makes my eyes water»
    Van uien te snijden gaan mijn ogen tranen.
Uitdrukkingen en gezegden

in hot water

  1. (figuurlijk) in verdrukking
  1. «Bikini brand Farron Swim in hot water over missing orders [1]»
    Bikinimerk Farron Swim in verdrukking over ontbrekende bestellingen

to be in hot water

  1. (figuurlijk) in verdrukking zijn

to get in hot water

  1. (figuurlijk) in verdrukking komen

to get into hot water

  1. (figuurlijk) in nauwe schoentjes brengen / in verdrukking brengen

Verwijzingen

  1. The Sydney Morning Herald, 30 december 2017
    'Another Shakuhachi': bikini brand Farron Swim in hot water over missing orders
    Schrijfster: Melissa Singer (geraadpleegd 2017-12-30)

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

water m mv

  1. (spreektaal) toilet [1]

Verwijzingen

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /waːtɐ(r)/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. water
Verbuiging

Middelnederduits

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. water

Verwijzingen

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. water

Verwijzingen

Nedersaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudsaksische watar
enkelvoud meervoud
naamwoord water waters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

water o

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen
  • Water
  • wäter
  • waeter
  • waoiter
  • waoter

Meer informatie

Meer informatie

Twents

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)

Veluws

Zelfstandig naamwoord

water

  1. (scheikunde) water; een geurloze, kleurloze en smaakloze vloeistof waarvan de moleculen bestaan uit één atoom zuurstof en twee atomen waterstof (H2O)
Schrijfwijzen
  • wäter
  • waoiter
  • waoter
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.