waterkan
Nederlands
Woordafbreking
- wa·ter·kan
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van water en kan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waterkan | waterkannen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
waterkan v/m [1]
- een kan waar men water mee kan inschenken in iets anders zoals glazen, bekers of koppen
- Ik schonk voor alle tafelgenoten een glas water in en vulde daarna de waterkan weer bij met koud water en ijsklontjes.
- De ‘roots’ indachtig waren ook oer- Hollandse landschappen en eenvoudige taferelen van het dagelijks leven zeer gezocht. De ‘Vrouw met waterkan’, de eerste Vermeer in Amerika, was zo’n simpel, aansprekend stuk. [2]
Gangbaarheid
- Het woord waterkan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'waterkan' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.