oogwater
Nederlands
Woordafbreking
- oog·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oog zn en water zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogwater | oogwaters |
verkleinwoord | oogwatertje | oogwatertjes |
Zelfstandig naamwoord
oogwater o [1]
- (farmacologie) lotion dat heilzaam voor het oog is
- glasvocht
- Het glasvocht, een gelei-achtige substantie achter de ooglens, bestaat voor 99 procent uit water en verder vooral uit eiwit. Dit eiwit vormt de draadjes of klontjes die het zicht kunnen vertroebelen. Bij een vitrectomie wordt het glasvocht verwijderd en vervangen door een lucht- of gasbel, die op zijn beurt geleidelijk door eigen oogwater wordt vervangen. De floaters kunnen daarin niet meer terugkeren. [2]
- tranen
- Nederlanders zijn waterlanders. Altijd geweest, altijd gebleven. Maar waar we vroeger met een verbeten kop en een stormlantaarn op zaterdagavond op de dijk stonden, zitten we nu met een trillende onderlip en een verse doos tissues op de bank te kijken naar een nieuwe aflevering van Beste Zangers, vechtend tegen het wassende oogwater. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'oogwater' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oogwater' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Frits Abrahams 10 juni 2014 Eén oog (1)
- Het Parool HAN LIPS 10 JULI 2017 De Beste Zangers doen niets liever dan elkaar ophemelen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.