watersport
Nederlands
Woordafbreking
- wa·ter·sport
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van water zn en sport zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | watersport | watersporten |
verkleinwoord |
Vertalingen
1. sport die in of op het water uitgeoefend wordt
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
Werkwoord
vervoeging van |
---|
watersporten |
watersport
- enkelvoud tegenwoordige tijd van watersporten
- gebiedende wijs van watersporten
- Ik watersport al geruime tijd en maakte tot 2002 daarbij veelal gebruik van de boot van schoonvader Tjeerd [2]
Gangbaarheid
- Het woord watersport staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'watersport' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.