regen
Nederlands
Woordafbreking
- re·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘neerslag’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | regen | regens |
verkleinwoord | regentje | regentjes |
Zelfstandig naamwoord
regen m
- (meteorologie) neerslag van tot druppels gecondenseerde waterdamp
- Na deze lange droogte kunnen we best wat regen gebruiken.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Spreekwoorden
- Na regen komt zonneschijn.
Je zult niet altijd pech hebben.
- Regen in mei, dan is april voorbij.
De natuur kiest zelf welke volgorde ze aanhoudt.
- Als het regent in Parijs, druppelt het in Brussel.
Nieuwigheden verschijnen eerst in Parijs, dan in Brussel.
Uitdrukkingen en gezegden
- Van de regen in de drup.
Terwijl het ene probleem opgelost is, is er een nieuw probleem ontstaan, zodat de situatie per saldo niet verbeterd is.
Vertalingen
1. neerslag van tot druppels gecondenseerde waterdamp
Gangbaarheid
- Het woord regen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'regen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Duits
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.