badwater

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bad·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord badwater
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

badwater o [2]

  1. (verouderd) water waarin men zich kan wassen
  2. water dat gebruikt wordt om een bad te vullen
    • Eerst liet de vrouw het bad vollopen en daarna ging ze zelf in het heerlijk warme badwater liggen. 
    • In bad was je je, maar niet alleen om er gunstig geurend uit te komen. We vonden drie baden waarin een oude schuld of zonde met het badwater weggespoeld kan worden. [3] 
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • het kind met het badwater weggooien
zowel het kwade als het goede weggooien, teveel afschaffen, verwerpen of weggooien zodat men niet alleen maar het kwade kwijtraakt maar ook het goed

Gangbaarheid

  • Het woord badwater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.