badwater
Nederlands
Woordafbreking
- bad·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bad en water [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badwater | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
badwater o [2]
- (verouderd) water waarin men zich kan wassen
- water dat gebruikt wordt om een bad te vullen
- Eerst liet de vrouw het bad vollopen en daarna ging ze zelf in het heerlijk warme badwater liggen.
- In bad was je je, maar niet alleen om er gunstig geurend uit te komen. We vonden drie baden waarin een oude schuld of zonde met het badwater weggespoeld kan worden. [3]
Synoniemen
- [1] waswater
Uitdrukkingen en gezegden
- het kind met het badwater weggooien
zowel het kwade als het goede weggooien, teveel afschaffen, verwerpen of weggooien zodat men niet alleen maar het kwade kwijtraakt maar ook het goed
Gangbaarheid
- Het woord badwater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'badwater' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- badwater op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Thomas de Veen 7 augustus 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.