vuil

Nederlands

Uitspraak

Geluid: vuil (hulp, bestand)
IPA: /vœy̯l/

Woordafbreking

vuil

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘vies’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1200 [1]

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	vuil	vuiler	vuilst
verbogen	vuile	vuilere	vuilste
partitief	vuils	vuilers	-

Bijvoeglijk naamwoord

vuil

niet schoon, bevuild

Antoniemen

net, proper, rein, schoon, zindelijk

Vertalingen

1. niet schoon

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	vuil	-
verkleinwoord	vuiltje	vuiltjes

Zelfstandig naamwoord

vuil o

viezigheid, onreine materie

Synoniemen

vuiligheid

Hyponiemen

grofvuil, huisvuil, stadsvuil, straatvuil, zwerfvuil

Afgeleide begrippen

vuilboom
vuilcontainer
vuilemmer
vuilheid
vuilig
vuilkar
vuilkorf

vuilstortplaats
vuilte
vuilverbrander
vuilverbranding
vuilverwerking
vuilwaterpomp
vuilwit

Vertalingen

viezigheid, onreine materie

Duits: Schmutz ^(de), Dreck ^(de)
Engels: dirt ^(en), filth ^(en), gook ^(en), grime ^(en)

Frans: saleté ^(fr)
Spaans: suciedad ^(es)

Gangbaarheid

Het woord vuil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vuil' herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Verwijzingen

"vuil" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.