watergang
![](../I/m/Watergang_drijvend_droogdok.jpg)
Watergang van een drijvend droogdok
Nederlands
Woordafbreking
- wa·ter·gang
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van water en gang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | watergang | watergangen |
verkleinwoord | watergangetje | watergangetjes |
Zelfstandig naamwoord
watergang m
- natuurlijk of kunstmatig kanaal waarlangs water vervoerd kan worden
- Rivieren en beken zijn natuurlijke watergangen, en kanalen, tochten, weteringen, vaarten, grachten, waterleidingen, openleidingen, gangen, wijken, prielen, geulen, waterlopen, monden, sloten of greppels kunstmatige.
- (scheepvaart) één van de twee holle zijwanden van een drijvend droogdok waarin water kan worden in- of uitgepompt
- Met de hefkraan op de watergang liet men de nieuwe motor in het scheepje zakken.
Gangbaarheid
- Het woord watergang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'watergang' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.