spraakwater
Nederlands
Woordafbreking
- spraak·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘lust tot spreken’ voor het eerst aangetroffen in 1731 [1]
- samenstelling van spraak zn en water zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spraakwater | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
spraakwater o [3]
- (schertsend) sterkedrank die de drinker ervan zeer spraakzaam maakt
- (schertsend) vloeistof die bij het spreken wordt uitgestoten
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord spraakwater staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spraakwater' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.