waterproof

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  waterproof    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈwɔtərˌpruf/, /ˈwatərˌpruf/
Woordafbreking
  • wa·ter·proof
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ondoordringbaar voor water’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
  • van Engels waterproof, op te vatten als afgeleid van water met het achtervoegsel -proof [2]
stellend
onverbogen waterproof
verbogen
partitief waterproofs

Bijvoeglijk naamwoord

waterproof

  1. geen water doorlatend
    • Dit horloge is waterproof tot 50 meter diepte. 
  1. bestand tegen de inwerking van vocht
    • Haar mascara was helemaal uitgelopen omdat hij niet waterproof was. 
Synoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord waterproof -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

waterproof o

  1. (materiaalkunde) soort textiel die geen water doorlaat, geschikt voor regenkleding
enkelvoud meervoud
naamwoord waterproof waterproofs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

waterproof m

  1. (kleding) (verouderd) regenmantel gemaakt van textiel dat geen water doorlaat

Gangbaarheid

  • Het woord waterproof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

waterproof

  1. waterproof
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.