goed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  goed    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣut/
Woordafbreking
  • goed
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘niet slecht’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: goed
Oudnederlands: guot
Germaans: *gōdaz
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: good (Angelsaksisch: gōd), Duits: gut, (Oudhoogduits: guot), Fries: goed (Oudfries: gōd)
Noord: Zweeds/Deens/Noors: god, (Oudnoords: góðr), IJslands/Faeröers: góður
Oost: Gotisch: goþs
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen goedbeterbest
verbogen goede
goeie
beterebeste
partitief goedsbeters-

Bijvoeglijk naamwoord

goed [2]

  1. kwaliteit bezittend
    • Wat een goed stuk om te lezen! 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • net zo goed, zo goed als
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord goed goederen
verkleinwoord goedje goedjes

Zelfstandig naamwoord

goed o [3] [4]

  1. iets concreets of abstracts dat men in bezit kan hebben
    • Gezondheid is een groot goed. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

goed

  1. op goede wijze
    • Goed gedaan! 
  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • goedvinden: hij vond het goed. 
  1. in hoge mate
    • Het is goed mis in Nederland. 
Synoniemen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Net zo goed.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord goed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.