erg
Nederlands
Woordafbreking
- erg
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | erg | erger | ergst |
verbogen | erge | ergere | ergste |
partitief | ergs | ergers | - |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘slecht’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- van Middelnederlands arch, erch [2][3]
Bijvoeglijk naamwoord
erg
- Katrina was de ergste ramp die New Orleans tot dusver overkomen is.
- Wat is het toch erg dat ze kanker heeft.
Zelfstandig naamwoord
erg o
- het bewust zijn van iets
- Ik heb daar geen erg in gehad.
Gangbaarheid
- Het woord erg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'erg' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.