mooi
Nederlands
Woordafbreking
- mooi
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘fraai, bevallig’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
|
|
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mooi | mooier | mooist |
verbogen | mooie | mooiere | mooiste |
partitief | moois | mooiers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
mooi
- (Noord-Nederland) prettig in voorkomen, aangenaam om naar te kijken, schoon.
- Ze heeft een erg mooi gezichtje.
- (Noord-Nederland) prettig, aangenaam.
- Het is mooi weer vandaag.
- (Noord-Nederland) (ironisch) onaangenaam, te ver gaand.
- Nou wordt 'ie mooi!
Hyponiemen
- beeldmooi, bloedmooi, hemelsmooi, kaarsmooi, overmooi, poesmooi, wondermooi
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- er zit een mooie tijd aan te komen
Vertalingen
1. prettig in voorkomen, aangenaam om naar te kijken, schoon
er zit een mooie tijd aan te komen
|
Gangbaarheid
- Het woord mooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mooi' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.