ondergoed
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ondergoed (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈɔn.dər.ˌχut/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɔn.dər.ˌɣut/
- (Limburg): /ˈɔn.dər.ˌɣud/
Woordafbreking
- on·der·goed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van onder en goed zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ondergoed | - |
verkleinwoord | ondergoedje | ondergoedjes |
Zelfstandig naamwoord
ondergoed o
- kleding die direct op het lichaam gedragen wordt, doorgaans nog onder andere kleding
- Hij stond zich in zijn ondergoed af te vragen welk pak hij vandaag aan moest trekken.
- (landbouw) de bladeren van de tabaksplant vlak boven de grond of net daarboven, die een tabak van mindere kwaliteit opleveren
Antoniemen
- [2]: bestgoed, bestegoed
Vertalingen
1. kleding die direct op het lichaam gedragen wordt, doorgaans nog onder andere kleding
Gangbaarheid
- Het woord ondergoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ondergoed' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.