kwaad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kwaad    (hulp, bestand)
  • IPA: /kwat/; /kʋaːt/
Woordafbreking
  • kwaad
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘slecht, boos’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kwaadkwaderkwaadst
verbogen kwadekwaderekwaadste
partitief kwaadskwaders-

Bijvoeglijk naamwoord

kwaad

  1. onaangenaam, ongunstig
    • Ik wil geen kwaad woord over hem horen. 
    • Alles ging goed, totdat het op een kwade dag fout ging. 
  1. tegen de moraal
    • Hij had kwade bedoelingen. 
  1. woedend, boos
    • Hij werd kwader en kwader totdat hij ten slotte ontplofte. 
    • Hij is kwaad op hem. 
    • Wanneer iemand kwaad is wordt dat gezien als een graadje erger na boos zijn. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord kwaad kwaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kwaad o

  1. kwade, boze
  1. iets dat tegen de moraal is
  2. nadeel
    • Even nadenken over de mogelijke effecten had wellicht ook geen kwaad gekund. 
  1. ongeluk, pech
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3] Dat kan geen kwaad.
    Dat is veilig.
  • [4] het te kwaad hebben
    erg lijden
  • [4] het te kwaad krijgen
    emotioneel worden
Vertalingen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kwaad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.