ruim
Nederlands
Woordafbreking
- ruim
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘uitgestrekt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 698 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ruim | ruimer | ruimst |
verbogen | ruime | ruimere | ruimste |
partitief | ruims | ruimers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ruim
- van grote omvang of uitgestrektheid
- Je hebt een ruimere broek nodig.
Vertalingen
1. van grote omvang of uitgestrektheid
Bijwoord
ruim
- meer dan ongeveer
- Dat is ruim een pond kaas.
Uitdrukkingen en gezegden
- ruim veertig
Vertalingen
ruim veertig
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ruim | ruimen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
ruim o
- (scheepvaart) de laadruimte van een schip
- Er ontstond brand in het ruim.
Hyponiemen
- achterruim, bagageruim, hemelruim, ketelruim, koelruim, laadruim, luchtruim, onderruim, scheepsruim, wereldruim
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord ruim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ruim' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.