ruim

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ruim    (hulp, bestand)
  • IPA: /rœy̯m/
Woordafbreking
  • ruim
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘uitgestrekt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 698 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen ruimruimerruimst
verbogen ruimeruimereruimste
partitief ruimsruimers-

Bijvoeglijk naamwoord

ruim

  1. van grote omvang of uitgestrektheid
    • Je hebt een ruimere broek nodig. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

ruim

  1. meer dan ongeveer
    • Dat is ruim een pond kaas. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • ruim veertig
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord ruim ruimen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

ruim o

  1. (scheepvaart) de laadruimte van een schip
    • Er ontstond brand in het ruim. 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ruimen

ruim

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruimen
    • Ik ruim. 
  2. gebiedende wijs van ruimen
    • Ruim! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruimen
    • Ruim je? 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord ruim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.