bal
![](../I/m/Giovanni_van_Bronckhorst_groene_bal.jpg)
1. bal om mee te spelen
![](../I/m/Essays_and_observations%2C_physical_and_literary..._Wellcome_L0028177.jpg)
3. bal als lichaamsdeel
4. bal als dansfeest
Nederlands
Woordafbreking
- bal
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘rond voorwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gulden, (België) frank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1936 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘danspartij’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1643 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bal | ballen |
verkleinwoord | balletje | balletjes |
Zelfstandig naamwoord
bal m
- De bal werd door de spits keihard in de kruising geschoten.
- (pejoratief) negatieve benaming voor een jongeman, vaak van rijke afkomst en met een herkenbaar accent
- De bal kwam op me af om een praatje te maken, maar ik ging snel naar mijn vriendin in het toilet.
- (anatomie) teelbal
- Henk ging naar de dokter omdat hij last had van jeuk aan zijn ballen
- gala
- Ik ging samen met mijn vriendin naar het kerstbal.
- er geen bal van begrijpen: er niets van begrijpen
- Hij begreep geen bal van wiskunde
- bolvormig voorwerp
- Ik eet een bal gehakt.
- er is geen bal aan: het is helemaal niet leuk
- Ik verveel met dood op het feest ik vind er geen bal aan.
- er is geen bal aan: het is heel gemakkelijk
- Wiskunde moeilijk? Ik vind er geen bal aan.
Synoniemen
- [3] zaadbal
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Elkaar de bal toewerpen
elkaar helpen zodat ze beiden er voordeel uit halen
Vertalingen
1. een object in de vorm van een bol dat gebruikt wordt bij balspelen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bal | bals |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
[B] bal o
- een danspartij
- Het bal werd geopend door het bruidspaar.
Afgeleide begrippen
- galabal, gemaskerd bal
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ballen |
bal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ballen
- Ik bal.
- gebiedende wijs van ballen
- Bal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ballen
- Bal je?
Gangbaarheid
- Het woord bal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Achterhoeks
Limburgs
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈbɑ̀ɫ/ (Etsbergs)
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
geheel | gemuteerd | verkleind | gemuteerd verkleind | geheel | gemuteerd | verkleind | gemuteerd verkleind | |
nominatief | bal | pal | belke | pelke | bel | pel | belkes | pelkes |
genitief | bals | pals | belkes | pelkes | bel | pel | belkes | pelkes |
locatief | balles | palles | balleske | palleske | ballese | pallese | balleskes | palleskes |
datief | balle | palle | belke | pelke | bel | pel | belkes | pelkes |
accusatief | bal | pal | belke | pelke | bel | pel | belkes | pelkes |
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
bal
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /bal/
Woordafbreking
- bal
Werkwoord
bal
- informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord balit
Turks
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.