dansfeest

Nederlands

dansfeest in een tent
Uitspraak
Woordafbreking
  • dans·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dansfeest dansfeesten
verkleinwoord dansfeestje dansfeestjes

Zelfstandig naamwoord

dansfeest o [1]

  1. feest waar gedanst kan worden
    • Ik ben met mijn vriendinnetje naar een dansfeest gegaan.  
    • Wat draag je naar je werk? En waarom? Deze week Marian Markelo (62). Als bekendste wintipriesteres van Nederland houdt ze grote muziek- en dansfeesten ter ere van de natuurkrachten. „Ik hoor goed na te denken en ik hoor er goed uit te zien.” [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord dansfeest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Raoul de Jong 10 januari 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.