balkleed

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·kleed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balkleed balkleden
verkleinwoord balkleedje boskleedjes

Zelfstandig naamwoord

balkleed o [1]

  1. een jurk die vrouwen dragen op een bal
    • De rotor van dit automatische horloge bestaat uit pluimen en diamanten, die draaiend de beweging van een balkleed tijdens de dans oproepen. [2] 
    • Daar ligt je balkleed voor morgen; er is nog veel aan te doen.’ [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'balkleed' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
44 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 11 OKTOBER 2014 Licht en fijn
  3. De Huisvriend. Jaargang 1895 ‘Bezorgd.’ Door Klaas Zehren.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.