volleybal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·ley·bal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘balspel’ voor het eerst aangetroffen in 1938 [1]
  • samenstelling van  volley   en  bal  
enkelvoud meervoud
naamwoord volleybal -
verkleinwoord - -
enkelvoud meervoud
naamwoord volleybal volleyballen
verkleinwoord volleyballetje volleyballetjes

Zelfstandig naamwoord

volleybal

  1. (sport), o, balsport voor twee ploegen van zes spelers, waarbij de bal met de handen over een net wordt gespeeld.
  1. (sport), m bal waarmee het spel 'volleybal' wordt gespeeld.
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • strandvolleybal, zitvolleybal
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord volleybal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
volleyballen

volleybal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volleyballen
    • Ik volleybal. 
  2. gebiedende wijs van volleyballen
    • Volleybal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volleyballen
    • Volleybal je? 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.