baal

Niet te verwarren met: Baäl, baäl
hooibaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • baal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1427 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord baal balen
verkleinwoord baaltje baaltjes

Zelfstandig naamwoord

baal v/m

  1. een stapel bijeengebonden plantaardig materiaal zoals hooi of tabak
    • De sjouwer droeg met een grote baal katoen op zijn hoofd. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • baalkatoen, balenpers
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
balen

baal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balen
    • Ik baal. 
  2. gebiedende wijs van balen
    • Baal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van balen
    • Baal je? 

Gangbaarheid

  • Het woord baal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Jamaicaans Patois

Zelfstandig naamwoord

baal

  1. bal
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.