honkbal
![](../I/m/Honkbalveld.svg.png)
Een honkbalveld
Nederlands
Woordafbreking
- honk·bal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van honk en bal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | honkbal | honkballen |
verkleinwoord | honkballetje | honkballetjes |
Zelfstandig naamwoord
honkbal
- o (sport) een spel waarbij een bal met een knuppel geslagen wordt en de spelers langs een drietal honken trachten rond te lopen tot zij weer de thuisplaat bereiken
- m een kleine harde bal gebruikt voor [1]
Vertalingen
1. een spel waarbij een bal met een knuppel geslagen wordt en de spelers langs een drietal honken trachten rond te lopen tot zij weer de thuisplaat bereiken
Gangbaarheid
- Het woord honkbal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'honkbal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
honkballen |
honkbal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honkballen
- Ik honkbal.
- gebiedende wijs van honkballen
- Honkbal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honkballen
- Honkbal je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.