spelen
Nederlands
Woordafbreking
- spe·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zich vermaken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spelen |
speelde |
gespeeld |
zwak -d | volledig |
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Advocaat van de duivel spelen
- Alles op het spel zetten
alles inzetten en mogelijk alles verliezen
- Brood en spelen
- Buiten spel blijven
(willen) proberen niet betrokken te zijn
- De eerste viool spelen
het hoogste woord hebben en de baas spelen
- De vermoorde onschuld spelen
- Hoog spel spelen
veel/grote risico's nemen
- Hoog spel spelen
veel/grote risico's nemen
- Iemand in de kaart spelen
iemand onbewust helpen
- Luistervinkje spelen
- Met vuur spelen
met gevaarlijke dingen laks omgaan, gevaarlijke dingen doen
- Mooi weer spelen
mooier voordoen dan het is
- Onder één hoedje spelen
samen iets oneerlijks doen
- Op de poot spelen
bij de kleinste tegenslag flink te keer gaan/razen
- Open kaart spelen
Eerlijk en openhartig zijn
- Parten spelen
- Poot-aan spelen
Hard doorwerken (om op tijd te zijn)
- Va-banque spelen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord spelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Hyponiemen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.