pianospelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·a·no·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pianospelen
speelde piano
pianogespeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

pianospelen [1]

  1. muziek maken met een piano
    • Hij speelt piano vanaf zijn achtste. 
    • Ik til nog steeds mijn vingers op als ik pianospeel. [2] 
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

pianospelen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pianospel

Gangbaarheid

  • Het woord pianospelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 8
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.