pianospelen
Nederlands
Woordafbreking
- pi·a·no·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van piano en spelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pianospelen |
speelde piano |
pianogespeeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
pianospelen [1]
- muziek maken met een piano
- Hij speelt piano vanaf zijn achtste.
- Ik til nog steeds mijn vingers op als ik pianospeel. [2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord pianospelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pianospelen' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 8
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.