speelplein
Nederlands
Woordafbreking
- speel·plein
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van speel ww en plein zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speelplein | speelpleinen |
verkleinwoord | speelpleintje | speelpleintjes |
Zelfstandig naamwoord
speelplein o
- verhard terrein zo ingericht dat kinderen zich daar goed kunnen vermaken
- Kinderen moesten spelen in de wietlucht en de zandbak werd een asbak, vertelt buurtbewoonster Heleen van Breukelen, die recht tegenover het speelplein woont. [1]
- terrein waar sporten en andere vormen van vermaak in de open lucht beoefend kunnen worden
- Een aantal buurtbewoners vond dat het basket- en voetbalpleintje te veel geluidshinder en overlast veroorzaakte. Het speelplein verdween uiteindelijk met stille trom. [2]
Gangbaarheid
- Het woord speelplein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'speelplein' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.