speelbos
Nederlands
Woordafbreking
- speelĀ·bos
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van speel ww en bos zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speelbos | speelbossen |
verkleinwoord | speelbosje | speelbosjes |
Zelfstandig naamwoord
speelbos o
- een bos waar kinderen kunnen en mogen spelen
- Dit jaar zijn bij de landelijke aftrap van het natuurevenement in Den Bosch ook moslimkinderen uit het hele land aanwezig. Zij horen bij de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap en planten samen met kinderen uit Den Bosch zogenoemde Vredesbomen in een speelbos.[1]
- De nieuwe speelbrug in het Speelbos bij het Buitencentrum Sallandse Heuvelrug wordt vrijdag officieel geopend door kinderen, die hun zomervakantie doorbrengen op een lokale camping.[2]
Afgeleide begrippen
- natuurspeelbos
Gangbaarheid
- Het woord speelbos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'speelbos' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Reformatorisch Dagblad 16-03-2016 Weer veel bomen erbij op Boomfeestdag
- Tubantia Han Haveman 25-07-17 Nieuwe hangbrug in Nijverdals Speelbos
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.