speeltuig
Nederlands
Woordafbreking
- speel·tuig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van spelen ww en tuig zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speeltuig | speeltuigen |
verkleinwoord | speeltuigje | speeltuigjes |
Zelfstandig naamwoord
speeltuig o [1]
- apparaat waarmee men kan spelen
- Kinderraad. Overleg met afgevaardigden van de leerlingen over vragen rond speeltuigen, fietsen en lawaaihinder in de eetzaal.[2]
- Binnenin voorziet Bellewaerde verschillende glijbanen, speeltuigen, een speelzone en peuterbad, maar ook een welnesszone en een belevingstraject, genaamd Lazy River. Voor de warme zomerdagen is er eveneens een buitenzone met ligweide voorzien.[3]
Gangbaarheid
- Het woord speeltuig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'speeltuig' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 26/11/2017 om 08:30 door Ine Renson Het verschroeiende tempo van de schooldirecteur: 17 uur per dag, ruim 80 uur per week
- de Standaard 19/05/2017 om 21:05 door rdc Bellewaerde investeert miljoenen in nieuw waterpretpark
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.