speler

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spe·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van spelen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord speler spelers
verkleinwoord spelertje spelertjes

Zelfstandig naamwoord

speler m

  1. (spel) (sport) een deelnemer aan een spel of sport
    • Dit spel wordt gespeeld met twee spelers. 
  1. een partij
    • Microsoft is een belangrijke speler op de softwaremarkt. 
  1. iemand die toneel speelt, een toneelspeler
  2. (muziek) iemand die een muziekinstrument bespeelt, muzikant b.v. een hobospeler
  3. apparaat dat kan (af)spelen b.v. een mp3-speler, cassettespeler, cd-speler, dvd-speler, filmspeler of platenspeler
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord speler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Nynorsk

Woordafbreking
  • spe·ler

Zelfstandig naamwoord

speler, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van spele
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.