recreatie
Nederlands
Woordafbreking
- re·cre·a·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontspanning’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- Naamwoord van handeling van recreëren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recreatie | recreaties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
recreatie v
- (maatschappij) activiteiten die de gezondheid of het moraal bevorderen door ontspanning en plezier
Hyponiemen
- dagrecreatie, dijkrecreatie, openluchtrecreatie, waterrecreatie
Afgeleide begrippen
- recreatiebeleid, recreatiecriminaliteit, recreatiedruk, recreatiefunctie, recreatiegebied, recreatiekunde, recreatielokaal, recreatiemilieu, recreatiemogelijkheid, recreatieschap, recreatiewoning
- recreatief
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord recreatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'recreatie' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.