speelpark
Nederlands
Woordafbreking
- speel·park
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van spelen ww en park zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speelpark | speelparken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
speelpark o
- een park waar kinderen kunnen spelen
- De gemeente Gooise Meren heeft woensdagavond de vermakelijkheidsretributie (’prettaks’) van tafel geveegd. Speelpark Oud Valkeveen kan hierdoor waarschijnlijk toch weer open.[1]
- Wat er na 1 oktober 2017 op de plek van het azc komt, is nog onzeker. Eigenaar Hennie van der Most wil het mogelijk ombouwen tot speelpark voor volwassenen, waar iedereen vanaf 18 jaar welkom is. Daarover is nog veel onduidelijk. ,,We zien wel wat de toekomst brengt”, zegt Jan Kabouter. ,,Ik ga hier ook voetbalspellen organiseren. Dan kan iedereen zeggen dat-ie in Oranje heeft gespeeld.”[2]
Gangbaarheid
- Het woord speelpark staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'speelpark' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 15 feb. 2018
- de Telegraaf MIKE MULLER 01 jan. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.