afspelen
Nederlands
Woordafbreking
- af·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en spelen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afspelen |
speelde af |
afgespeeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afspelen
- overgankelijk opgenomen geluids- of beeldmateriaal opnieuw laten horen of zien
- Hij speelde een hele mooie CD voor ons af.
- overgankelijk tot het einde toe spelen
- Dat muziekstuk werd niet tot het einde toe afgespeeld.
- overgankelijk iets door veelvuldig bespelen bederven en onbruikbaar maken
- Die piano was door het vele gebruik helemaal afgespeeld.
- wederkerend zich ~: gebeuren
- Dit verhaal speelde zich in de negentiende eeuw af.
Vertalingen
2. tot het einde toe spelen
3. iets door veelvuldig bespelen bederven en onbruikbaar maken
4. zich ~: gebeuren
Gangbaarheid
- Het woord afspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afspelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.