tegenspelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·gen·spe·len
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

tegenspelen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tegenspel
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tegenspelen
speelde tegen
tegengespeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

tegenspelen [1] [2]

    Afgeleide begrippen

    Zelfstandig naamwoord

    tegenspelen mv

    1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tegenspel

    Gangbaarheid

    • Het woord tegenspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

    Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.