speeltijd
Nederlands
Woordafbreking
- speel·tijd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van speel ww en tijd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speeltijd | speeltijden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
speeltijd m [1]
- de tijd dat men mag spelen op school
- Helaas was na een kwartiertje de speeltijd weer voorbij en moesten we weer hard werken aan de rekentoets.
- de tijd dat een wedstrijd duurt, de tijd dat een speler in een wedstrijd speelt
- Kramer vliegt boven iedereen uit, knikt zijn voorhoofd tegen de bal: 3-3. Het doelpunt is de laatste goal - qua speeltijd - ooit gemaakt in eredivisie, meldde sportdatabureau Gracenote. [2]
Gangbaarheid
- Het woord speeltijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'speeltijd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.