bespelen
Nederlands
Woordafbreking
- be·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bespelen |
bespeelde |
bespeeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bespelen
- overgankelijk muziek maken op een muziekinstrument
- Mijn oma bespeelt een piano.
- overgankelijk iemand tot iets aanzetten, invloed hebben op
- De nieuwe medewerker liet zich makkelijk bespelen.
- De politicus wist zijn publiek meesterlijk te bespelen.
Vertalingen
1. muziek maken op een muziekinstrument
Gangbaarheid
- Het woord bespelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bespelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.