bespelen

bespelen van muziekinstrumenten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bespelen
bespeelde
bespeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

bespelen

  1. overgankelijk muziek maken op een muziekinstrument
    • Mijn oma bespeelt een piano. 
  1. overgankelijk iemand tot iets aanzetten, invloed hebben op
    • De nieuwe medewerker liet zich makkelijk bespelen. 
    • De politicus wist zijn publiek meesterlijk te bespelen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bespelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.