heer

Niet te verwarren met: Heer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heer    (hulp, bestand)
  • IPA: /her/, /ɦeːr/
Woordafbreking
  • heer
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘leger’ voor het eerst aangetroffen in 850 [1]
  • (erfwoord): Middelnederlands here, uit Oudnederlands hērro, hēro, gesubstaniveerd uit de vergrotende trap van het bijvoeglijke naamwoord hēr ‘oud, belangrijk’ met leenbetekenis ‘voornam, eerbiedwaardig’ uit de Oudhoogduitse cognaat die als Duits hehr ‘voornaam, verheven’ wordt voortgezet.[2] Het Oudhoogduits was een leenvertaling van Latijns senior ‘hooggeplaatst persoon (zn.); ouder (bn.)’, maar had het de oorspronkelijke betekenis ‘grijs, grijsharig’ zoals zijn cognaten Oudengels hār en Oudnoords hárr. Afkomstig uit Oergermaans *hairaz, verwant aan Oudiers cíar ‘donkerkleurig’.[3]
  • [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord heer heren
verkleinwoord heertje heertjes

Zelfstandig naamwoord

heer

  1. m man
    • Dames en heren, van harte welkom op dit galaconcert. 
  1. m deftig persoon
  2. m belangrijk persoon
    • De hoge heren hebben besloten dat er 100 mensen ontslagen moeten worden. 
  1. m welgemanierd persoon, gentleman
  2. m heerser
  3. m persoon in wiens dienst men staat, meester, baas
  4. m bezitter van een heerlijkheid
  5. m houder van zekere adellijke titel
  6. m aanspreektitel voor mannelijke personen
  7. m zekere kaart in het kaartspel
  8. o (verouderd) (militair) (onveranderlijk); leger
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord heer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.