mijnheer
Nederlands
Woordafbreking
- mijn·heer
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘titel voor een man’ voor het eerst aangetroffen in 1289 [1]
- samenstelling van mijn en heer [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mijnheer | mijnheren |
verkleinwoord | mijnheertje | mijnheertjes |
Zelfstandig naamwoord
mijnheer m
- een aanspreektitel voor een man
- Mijnheer, wilt u dit nog even ondertekenen?
- de heer des huizes
- een titel voor marineofficieren
- Ik ben aanwezig, mijnheer.
Vertalingen
1. een aanspreektitel voor een man
Gangbaarheid
- Het woord mijnheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mijnheer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.