landheer
Nederlands
Woordafbreking
- land·heer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van land en heer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | landheer | landheren |
verkleinwoord | landheertje | landheertjes |
Zelfstandig naamwoord
landheer m [1]
- eigenaar van een overerfelijk landgoed
- Van belang is dit: de vertegenwoordigers van de Derde Stand waren gebonden aan een mandaat van hun achterban. Zij konden dus niet naar eigen inzicht beslissen over afspraken met de vorst of landheer. In die zin was die achterban zelf, in de persoon van hun vertegenwoordiger, aanwezig in de onderhandelingen met de vorst. Dat is de kern van de middeleeuwse politieke representatie. [2]
Gangbaarheid
- Het woord landheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'landheer' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.