landsheer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lands·heer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landsheer landsheren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

landsheer m

  1. (beroep) (regering) een algemene benaming voor een vorst die in een bepaald gebied de territoriale soevereiniteit bezat.
    • Tot 1522 was de bisschop van Utrecht de landsheer van Drenthe.  
    • Koning Willem I was landsheer van het Koninkrijk der Nederlanden. 
Synoniemen
  1. heerser, vorst, gebieder, koning, soeverein

Gangbaarheid

  • Het woord landsheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.