landsheer
Nederlands
Woordafbreking
- lands·heer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van land en heer met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | landsheer | landsheren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
landsheer m
- (beroep) (regering) een algemene benaming voor een vorst die in een bepaald gebied de territoriale soevereiniteit bezat.
- Tot 1522 was de bisschop van Utrecht de landsheer van Drenthe.
- Koning Willem I was landsheer van het Koninkrijk der Nederlanden.
Gangbaarheid
- Het woord landsheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'landsheer' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.