gastheer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gast·heer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gastheer gastheren
verkleinwoord gastheertje gastheertjes

Zelfstandig naamwoord

gastheer m

  1. een man die een gast ontvangt en verzorgt met eten en drinken
    • Mijn vader is niet zo'n goede gastheer. 
  1. (biologie) een organisme dat een ander organisme draagt
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gastheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.