gastheer
Nederlands
Woordafbreking
- gast·heer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gast en heer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gastheer | gastheren |
verkleinwoord | gastheertje | gastheertjes |
Zelfstandig naamwoord
gastheer m
- een man die een gast ontvangt en verzorgt met eten en drinken
- Mijn vader is niet zo'n goede gastheer.
- (biologie) een organisme dat een ander organisme draagt
Vertalingen
2. (biologie) een organisme
Gangbaarheid
- Het woord gastheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gastheer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.