deftig
Nederlands
Woordafbreking
- def·tig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘voornaam’ voor het eerst aangetroffen in 1584 [1]
- afgeleid van deft met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | deftig | deftiger | deftigst |
verbogen | deftige | deftigere | deftigste |
partitief | deftigs | deftigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
deftig
- De deftige man sprak heel bekakt.
Gangbaarheid
- Het woord deftig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'deftig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.