geneesheer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·nees·heer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geneesheer geneesheren
verkleinwoord geneesheertje geneesheertjes

Zelfstandig naamwoord

geneesheer m

  1. (beroep) (medisch) arts; dokter
    • De Orde van geneesheren is een Belgische beroepsvereniging van artsen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord geneesheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.