patroon
Nederlands
Woordafbreking
- pa·troon
1. en 2. | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | patroon | patronen |
verkleinwoord | patroontje | patroontjes |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘huls met projectiel en buskruitlading’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1637 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1400 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beschermheilige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1200 [1]
3. | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | patroon | patroons |
verkleinwoord | patroontje | patroontjes |
Zelfstandig naamwoord
patroon
- De patronen waren op, dus gaf de dief zich over.
- o: tekening die als basis dient om meerdere dezelfde eindproducten te maken, sjabloon, template
- Voordat je een jurk maakt, teken je meestal eerst het patroon.
- m: (beroep) baas, chef, overste
- (religie) beschermheer, beschermheilige, schutspatroon
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- patronaal, patroonband, patroongordel, patroonheilige, patroonherkenning, patroonhouder, patroonhuls, patroonpapier, patroonschap, patroonsfeest, patroontas
Vertalingen
1. munitie voor een vuurwapen
Gangbaarheid
- Het woord patroon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'patroon' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.