Heer

Niet te verwarren met: heer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  Heer    (hulp, bestand)
  • IPA: /her/
Woordafbreking
  • Heer
Woordherkomst en -opbouw
  • van Hebreeuws אֲדֹנָי (adonai) "heren"; de meervoudsvorm drukt vermoedelijk respect uit
enkelvoud meervoud
naamwoord Heer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

Heer m

  1. (religie) de christelijke aanduiding voor God
    • Vanuit de vlammen wordt Mozes door de Heer aangeroepen. [1]
  1. (religie) vanuit het leerstuk van de Heilige Drievuldigheid ook gebruikt als aanduiding van Jezus Christus
    • „Ter Linden is een markante christen die zegt dat bijbelverhalen wel waar zijn, maar niet echt gebeurd. Sommigen vinden dat dat niet kan, want dit is toch een festival waar verteld wordt dat Jezus Heer is. [2]
Schrijfwijzen

Het is gebruikelijk om in kleinkapitaal aan te geven als in de oorspronkelijke tekst het tetragrammaton JHWH gebruikt werd, soms wordt dan geen gebruik meer gemaakt van een beginhoofdletter H [3]. Hieronder geven we van deze gewoonte een beeld, dit houdt geen oordeel in over de juistheid of wenselijkheid daarvan.

  • Heer
  • heer
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [1] Lieve-Heer
  • [2] jaar Onzes Heren
Spreekwoorden
  • De Heer heeft gegeven en de Heer heeft genomen.
Vertalingen

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'Heer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Duits

Zelfstandig naamwoord

Heer o

  1. leger
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.