heerlijkheid
Nederlands
Woordafbreking
- heer·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heerlijkheid | heerlijkheden |
verkleinwoord | heerlijkheidje | heerlijkheidjes |
Zelfstandig naamwoord
heerlijkheid v
- adellijk grondbezit
- De Gelderse hertog Reinald II verwierf de heerlijkheid Bredevoort in 1326.
- adellijke legereenheid
- Eenigen derzelve waren in het slot tydelyk gehuisvest anderen hadden hunne heerlykheden in de nabyliggende vlakte.[1]
- gelukzaligheid in religieuze context
- Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen.[2]
- iets bijzonder aangenaams
- Dat je eindelijk dat examen achter de rug hebt is echt een heerlijkheid!
Afgeleide begrippen
- ambtsheerlijkheid, grondheerlijkheid, landsheerlijkheid
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord heerlijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'heerlijkheid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.