ambachtsheer
Nederlands
Woordafbreking
- am·bachts·heer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ambacht en heer met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ambachtsheer | ambachtsheren |
verkleinwoord | ambachtsheertje | ambachtsheertjes |
Zelfstandig naamwoord
ambachtsheer m [1]
- (geschiedenis) een heer met plaatselijke regeermacht en bevoegdheid tot rechtspraak in de z.g. ambachtsheerlijkheid
Gangbaarheid
- Het woord ambachtsheer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.