pan
Nederlands
Woordafbreking
- pan
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘ketel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pan | pannen |
verkleinwoord | pannetje | pannetjes |
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. keukengereedschap om in te koken of braden
Gangbaarheid
- Het woord pan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pan' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Engels
Naar frequentie | 4146 |
---|
Frans
Tussenwerpsel
pan
- (spreektaal) pang!
- «Il a pris sa flingue et pan pan pan! il l'a plombé.»
- Hij pakte zijn blaffer en pang pang pang! pompte hem vol lood. [1]
- «Il a pris sa flingue et pan pan pan! il l'a plombé.»
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.